Wie iemand ‘is’, of wat hij kan doen?

Dagvoorzitter van een conferentie over coaching: ‘en wie is Fer van den Boomen?’ Ik: ‘ik heb werkelijk geen idee’. Dagvoorzitter: ‘dat is natuurlijk het enige juiste antwoord op deze vraag’. Ik: ‘ik kan wel iets zeggen over wat ik zoal doe?’ Dagvoorzitter: ‘daar zouden meer coaches zich toe moeten beperken!’

Wie iemand is wordt vaak opgevat als wat iemand herkenbaar en onvervreemdbaar typeert. Dan lijkt het erop dat iemand een identiteit ‘heeft’. Bestaat er wel zoiets als een identiteit op zichzelf, dus onafhankelijk van de specifieke situatie?

Veel coaches menen van wel. Die vatten de vraag naar ‘wie je bent’ op als een zoektocht naar wie iemand ‘ten diepste’, of ‘in de kern’ is. Er zijn zelfs coaches die hun klanten leren te ‘worden wie je altijd al was’. Deze laatste opvatting van identiteit heeft een eschatologisch karakter: je hebt een gegeven eindbestemming, die -ondanks moeilijkheden- bereikt kan worden. Coaching als het bieden van troost. Ik krijg daar jeuk van.

Toch gaat ook de psychologische wetenschap ervan uit dat iemand specifieke kenmerken  heeft die ongeacht de situatie bestaan: de Big 5 test zou een min of meer objectieve maatstaf opleveren voor iemands persoonlijkheid. Op die test is o.a. door sociologen veel -terechte- kritiek geleverd. Zelf heb ik er vooral op tegen dat de uitkomst van zo’n test vastzet, weinig keuzes laat om te handelen. Ik hecht aan veelzijdigheid van mensen, met hun tegenstrijdigheden.

Wellicht is identiteit beter op te vatten als een verhaal: iets dat in beweging is, mogelijk zelfs groeit? Dat zet in ieder geval minder vast. Om zo’n verhaal te kunnen vertellen wordt dan vaak verwezen naar iemands socialisatie. Identiteit is dan hetgeen dat je in het verleden gevormd heeft. In mijn eigen persoonlijke geschiedenis heb ik echter geen onveranderlijke kern gevonden. Ik ‘ben’ nu niet meer degene die ik 10, 25 of 50 jaar geleden was. Sterker nog: mijn beeld van wie ik ooit dacht te zijn verschuift naarmate de tijd verstrijkt en ik nieuwe inzichten en ervaringen opdoe.

Wie ik ‘ben’ blijkt af te hangen van met wie ik spreek over wie ik denk te zijn, en verschilt ook weer met als ik alleen met mezelf ‘in gesprek’ ben. Dat gesprek van iemand met zichzelf vind ik overigens wel van belang. Zo lijk ik in bovenstaand gesprekje met die dagvoorzitter misschien een lefgozertje, maar dat was niet bepaald mijn eigen innerlijke beleving. Daar kan ik ook een heel ander verhaal over vertellen. Iets met klotsende oksels…

Wie ik ‘ben’ ligt voor mij dus niet vast, maar toont zich in wat ik in de specifieke situatie doe: in de manier waarop ik kijk en anticipeer op wat zich concreet aan me voordoet om daarin tot betekenisvol handelen te komen. Ik vind voor deze opvatting houvast bij de ‘personal construct theory’ die George Kelly in het midden van de vorige eeuw ontwikkeld heeft. Een belangrijk postulaat van Kelly is: ‘A person’s processes are psychologically canalised by the ways they anticipate events’. (Bannister & Fransella, 1986: p. 7). Identiteit is dan niet iets dat is gevormd in het verleden en daarmee vaststaat. Het is eerder iets vanuit het heden anticiperend op de toekomst.

Man standing in front of traffic cones in arrow-shape

Dat spreekt me aan: identiteit als een eigen manier waarop mensen contact maken met een actuele situatie, er betekenis aan te geven en er iets mee doen (of juist laten).

En met die dagvoorzitter vraag ik me af: kunnen coaches hun bijdrage beperken tot het verhelderen van de eigen wijze van waarnemen en betekenis geven door de klant zelf? Dan kunnen ze vervolgens zelf beslissen wat ze daarmee willen doen.

Of tast dat hun (vermeende) professionele identiteit teveel aan?

 

Bron

Bannister, D. & F. Fransella (1986). Inquiring man: the psychology of personal construct. Croom Helm. [3th ed.]

 

 

 

 

 

 

Comment

There is no comment on this post. Be the first one.

Leave a comment