‘Ik rotzooi maar wat an’

De uitspraak van Karel Appel treft me. Ik lees hem hardop voor van een kaartje dat in de boekenkast staat. Die boekenkast is overvol, boeken staan meerdere rijen dik. Het lijkt alsof speciaal een plekje is vrijgehouden voor juist dit kaartje, voor deze tekst.

Samen met Marcel Hoonhout ben ik in de werkkamer van onze onlangs overleden collega en vriend Rinus Merkies. Rinus heeft ons gevraagd om te kijken wat er na zijn dood met zijn uitgebreide bibliotheek moet gebeuren. Dat moet nu dus maar.

Zijn werkkamer puilt uit. Boekenkasten staan tegen alle muren. Ze zijn gevuld van de vloer tot aan het plafond. Her en der liggen ook stapels met jaargangen van vaktijdschriften. En we vinden archiefdozen vol mappen met artikelen, krantenknipsels, wat al niet. Er lijkt weinig structuur in te vinden. Rotzooide Rinus inderdaad maar wat an?

Still uit ‘De werkelijkheid van Karel Appel’ (Jan Vrijman, 1961)

Jan Vrijman citeert de beroemde uitspraak van Karel Appel in 1955 in een artikel in Vrij Nederland. In 1961 maakt hij ook een film over de schilder, waarin Appel als een ongepolijste woesteling verf tegen het doek smijt: niet alleen met kwasten en plamuurmessen, zelfs met zijn blote handen. Maar een retrospectief over zijn werk in het Gemeentemuseum Den Haag in 2016 laat een hele andere Appel zien. Eentje die juist bedachtzaam te werk gaat: de kunstgeschiedenis bestudeert, voorstudies maakt, en de compositie op zijn doeken zorgvuldig opbouwt. Het romantische imago van de creatieve wildeman blijkt een mythe.

Ik vermoed dat Rinus zich ook niet zozeer in het beeld van Appel als vrije en anti-burgerlijke kunstenaar heeft herkend. Waarschijnlijker is dat hij in de uitspraak over het anrotzooien vooral een collega-professional herkende. Iemand die de grenzen opzoekt, durft te experimenteren, en zijn werk steeds blijft vernieuwen.

Voor Rinus was het onderzoek van Donald Schön naar hoe een professional werkt een bron van inspiratie (Schön, 1983). Volgens Schön richt een professional zich op complexe problemen waar geen eenvoudige oplossingen voor te vinden zijn. Die oplossingen moeten juist worden ontdekt, in een creatief proces. Een professional leert een nieuwe -en daarmee voor hem nog onbekende- situatie kennen door er iets aan te veranderen. Bij dat experiment put hij uit zijn ‘tacit knowledge’: door de nieuwe situatie ‘te zien als’ iets dat hij kent van andere situaties, probeert hij iets ‘te doen als’ in die vergelijkbare situatie. Als dat wat hij doet blijkt te passen, gaat hij ermee door. Als dat niet het geval is (Schön schrijft: ‘the situation talks back’), dan is dat een signaal om stil te staan: tijd nemen voor reflectie om naar een andere mogelijkheid te zoeken. En vervolgens te kijken of dat wèl werkt. Een professional rotzooit dus inderdaad maar wat an. Maar hoe hij dat doet is niet iets toevalligs. Eerder een methodisch zoeken naar wat kan werken.

Wat onthand staan Marcel en ik in de overvolle werkkamer. Rinus’ stem zingt in ons hoofd: ‘maak een begin, ga door tot je klaar bent, en stop dan’. We gaan aan de slag.

Schön, D.A. (1983). The reflective practitioner: how professionals think in action. Basic Books.

Comment

There is no comment on this post. Be the first one.

Leave a comment